Zeilen in een wasmachine op zee

Een achtbaan vol adrenaline. Een wasmachine op zee, waarbij je flink door elkaar wordt gehusseld. Beginnend catamaranzeilster Natasha Smit voer zaterdag haar eerste Ronde om Texel en dat was behoorlijk afzien. Samen met haar zeilmaatje Arne Krever trotseerde ze de hoge golven en kwam na vier uur zeilen met haar Dart weer bij Paal 17 aan. Voor het Noord-Hollands Dagblad hield ze haar ervaringen bij.

De Ronde om Texel, waarbij maar liefst 250 catamarans in grote snelheid om het Waddeneiland heen varen. Als je jezelf serieus wilt nemen als zeiler, dan moet je daar een keer aan mee hebben gedaan. Vanuit heel het land komen zoet- en zoutwaterzeilers naar Texel toe om aan werelds grootste catamaranrace mee te doen. En zo ging ook ik (Natasha Smit) afgelopen zaterdag vol goede moed naar de kop van Noord-Holland toe om de ronde te varen.

Een paar dagen voor de race voelde ik de spanning al in mijn lijf. Is het wel verstandig om als beginnen zeiler (ik zeil nu twee jaar) aan de Ronde om Texel mee te doen? Kunnen we dat wel aan? Wat is de beste route en misschien nog belangrijker, wat gebeurt er als we omslaan? Drijven we straks niet ergens doelloos op zee rond of verdrink ik doordat de mast op mijn hoofd valt? Een week voordat de Ronde zou plaatsvinden, kwamen er allerlei vragen bovendrijven.

Bij ervaren catamaranzeilers als Coen de Koning probeerde ik wat nuttige informatie los te peuteren. ,,Let goed op de zandbanken op het Wad,’’ zei de Olympische zeiler uit Hoorn bij een clinic op het strand. ,,Als je daar op vast loopt, dan kun je je boot goed beschadigen. Dus blijf geconcentreerd en trek op tijd je zwaarden in.’’ Goed, zwaarden heeft onze oude Dart 18 niet, maar ik voelde er weinig voor om op een zandbank te knallen en over de kop te gaan. We besloten om onze ogen op het Wad open te houden.

Na het bestuderen van de zeilinstructies (de route langs de Vuurtoren, Oudeschild en de Razende Bol zat in mijn kop) gingen we zaterdagochtend eindelijk van start. Nou ja, bij de start ging het gelijk mis. Voor de ogen van al die zeilers gingen wij te langzaam de branding door en werden door een hoge golf om ver geblazen. ,,Fok bak,’’ riep Arne Krever, mijn zeilmaat. Eh, welke kant is dat ook alweer? De golven hadden geen genade en we sloegen om. De schrik zat er gelijk goed in.

We lieten ons echter niet uit het veld slaan en besloten om gelijk weer de zee op te gaan. Dit keer ging het wel goed en gingen we samen met 249 andere zeilboten van start. Er was er een briesje van 3 tot 4 beaufort voorspeld, maar moeder natuur had zaterdag andere plannen. Er blies een flink windkracht vijf tot zes over de Noordzee hen en dat zorgde voor hoge golven. Op het eerste rak van Paal 17 naar de Vuurtoren knalden we de zee over en werden flink door elkaar gehusseld.

Als ervaren golfsurfster ben ik wel gewend om met de zee om te gaan, maar catamaranzeilen met windkracht zes is andere koek. ,,Kunnen die golven niet even uit?’’ riepen Arne en ik regelmatig naar elkaar. ,,Die golven zijn helemaal niet leuk,’’ nadat we weer een bak met water over ons heen kregen. Op het eerste stuk zat de adrenaline er gelijk goed in en wisten we dat het een pittige race zou worden.

Bij de vuurtoren ging het mis. Tijdens het gijpen pakte een golf ons bootje en sloegen we voor de tweede keer om. Daar lagen we dan in de hoge golven te spartelen met de harde wind die langs onze oren suisde. Niet relaxt. Op dat moment was ik er echt even klaar mee, maar toen we even later de boot weer opklommen en voor de vuurtoren langs zeilden, zat de spirit er al weer in. ,,We gaan het rondje gewoon afmaken,’’ riep Arne, mijn stuurman. ,,We gaan door. Op de Waddenzee wordt het vast wat rustiger.’’ Ik knikte bedeesd. Diep onder de indruk van al dat natuurgeweld.

Uiteindelijk hebben we de hele race goed uitgevaren. We vlogen het vlakke water van de Waddenzee over en staand in mijn trapeze zag ik het prachtige eiland aan mij voorbij schieten. De haven van Oudeschild, de ijzeren kraan en de Razende Bol. We zeilden overal langs en ook de veerpont gingen wij zonder moeite voorbij. Na vier uur zeilen kwamen we uitgeput en hongerig bij Paal 17 aan. En ja, we hebben er een stuk langer over gedaan dan Casper Bouman, de snelste windsurfer (hij had 2 uur en 9 minuten nodig), maar dat maakt ons niet minder trots. We zijn blij dat we de Ronde om Texel hebben voldaan.

Gepubliceerd in het Noord-Hollands Dagblad

 

Van Aruba naar de koude Noordzee

Jason Peterson (28) groeide op Aruba op en leerde in dat warme en heldere water daar surfen. Inmiddels woont hij alweer vier jaar in Nederland en trotseert ook de koude Noordzee. Hij surft vooral voor zichzelf en zijn eigen fun. Maak nu kennis met deze Arubaan en lees zijn verhaal!

Jason, je bent in Oranjestad geboren. Hoe is het om daar te surfen?

,,Yes, daar ben ik geboren en opgegroeid. Ik ben pas om mijn achttiende met surfen begonnen. Daarvoor deed ik vooral aan bodyboarden en skimboarden. Het was niet gemakkelijk om op Aruba te leren surfen, omdat wij nog geen surfscholen hadden daar. De lokale surfshop had een paar gratis surflessen georganiseerd en zo begon voor mij het surfen. Na de eerste les was ik meteen hooked en kocht ik een maand later mijn eerste board.

Je kunt op Aruba goed surfen. Aan de noordkant van het eiland heb je het hele jaar door golven met wel veel aanlandige wind. Er zijn wel veel verschillende spots, waarbij de baaien je wat beschermen tegen de wind. Op de noordkust ben je vaak de enige in het water. Het is daar lang niet zo druk als in Nederland. Dat lijkt chill, maar als de spot er eng uit ziet, dan is het wel prettig om wat meer mensen in het water hebben.

Bij een sterke swell uit het Noorden werken de meeste spots aan de zuidkant van het eiland wel. Daar is het bijna altijd offshore, dus dan zij erg mooie en cleane golven. Als dat gebeurt, gaat iedereen het water in en kunnen sommige spots best druk zijn.’’

Hoe oud was je toen je naar Nederland kwam?

,,Op mijn vierentwintigste kwam ik naar Nederland. Ik had net mijn opleiding in Aruba afgerond en wilde in Nederland verder studeren. Na 24 jaar op een eiland te hebben gewoond, wilde ik wel wat meer van de wereld zien.’’

Was dat niet een grote verandering om in Nederland te wonen?

,,Ja, dat was zeker een grote overstap, Ik had al mijn familie achter gelaten en die mis ik wel. Ik probeer zo vaak mogelijk terug te gaan, maar dat gaat niet altijd zo makkelijk. Ik had al wat vrienden in Nederland, dus dat was wel fijn. Voordat ik ging verhuizen had ik ook wat tijd om alles te verwerken en mijzelf mentaal een beetje klaar te maken, dus de overstap ging best soepel.

Op dat moment veranderde er wel zoveel in mijn leven, dat ik even gestopt ben met surfen. Ik had mijn board in Aruba achter gelaten en ging alleen surfen als ik op vakantie was. Ik had nog nooit met een surfpak aan gesurft, dus dat surfen in Nederland vond ik maar gek. Ik voelde me zwaar en minder mobiel. Op Aruba surfte ik altijd in mijn boardshorts en had ik alleen een shirt aan tegen de zon. De Noordzee is ook een stuk kouder dan ik gewend was. Een goed surfpak en een paar mooie golven maken echter een hoop goed.’’

Surf je vaak in Nederland?

,,Ja de afgelopen twee jaar surf ik weer regelmatig in Nederland. Meestal op Scheveningen en soms ga ik op surftrip naar Zuid-Frankrijk. Als er golven zijn, probeer ik altijd te gaan. Ik vind het ook leuk om andere spots uit te proberen, maar dat is niet altijd even gemakkelijk als je geen vervoer hebt. In de winter surf ik wel wat minder en ben ik meer actief met snowboarden. Dan ga ik ook graag naar de bergen voor een wintersportvakantie.’’

Als wat voor surfer zou jij jezelf omschrijven?

,,Ik surf voor mezelf. Ik probeer zoveel mogelijk lol te hebben. Vrij surfen is fijn, maar in de toekomst wil ik misschien ook met een paar wedstrijden meedoen.’’

Wat voor rol speelt het surfen in jouw leven?

,,Ik vond surfen altijd leuk, en het is iets wat ik al vanaf kleins af wilde doen. Het is een sport  die ik heel leuk vind om te doen voor mijzelf, en ik hoef niet te presteren voor iemand, maar ik wil zelf beter worden.

Ik voel mij altijd beter als ik een goede sessie heb gehad. Surfen geeft mij een speciaal gevoel en dat maakt het ook verslavend. Ik kijk altijd uit naar het volgende sessie en hoop dat de golven goed zijn.’’

Wat is de mooiste plek waar je ooit gesurft hebt?

,,De mooiste plek waar ik gesurft heb is de reefbreak, Urirama, op Aruba. In september was daar die orkaan en toch hadden wij een mooie dag daar met weinig wind en goede golven. Het water was lekker warm en erg helder. In die cleane head high golven hebben ons goed kunnen vermaken!  Er waren meer dan genoeg golven, en iedereen kwam aan de beurt. Dit ging nog 3 dagen door..

Waar droom je nog van?

,,Ik wil nog een keer naar Fiji, de Mentawaï en Australië. Naar een paar van die super mooie surf spots  waar je altijd foto’s of videos van ziet met helder water en mooie golven. Dat zou geweldig zijn.’’

Hoe ziet jouw ultieme surftrip eruit?

,,Mijn ultieme surf trip is een boot trip de naar Mentawaï en dan surfen tot mijn armen niet meer kunnen. Ik ben echter ook blij als ik kan surfen met een paar vrienden en goede golven. Als er niet zoveel mensen in het water liggen en de sfeer goed is.’’

 

 

Dominga Valdès: een surfende nomade

Dat topsurfster Dominga Valdès een aardige bottom turn kan maken, dat is wel bekend. Maar de meeste mensen weten niet, dat Valdès een hele andere, meer exotische achtergrond heeft dan haar surfmaatjes uit Scheveningen. Zo reisde ze als jong meisje met haar Chileense vader en Nederlandse moeder de hele wereld over. Ze woonde op haar achtste een jaar in Bali en ze leerde surfen in de grote bakken van Chili en Peru. ,,Ik ben gewend om te reizen,” zegt ze. ,,Ik vind het leuk om naar nieuwe plekken te trekken.”

DE NOORDZEE

De Chileense Dominga Valdès (23) woont inmiddels alweer vijf jaar in Nederland. Voor een meisje dat haar halve leven in Zuid-Amerika woonde, is ze aardig geïntegreerd. Ze spreekt vloeiend Nederlands, eet rustig een patatje oorlog en ze duikt ‘s winters de koude Noordzee in. ,,De eerste maanden moest ik hier echt wennen,” bekent ze. ,,In Peru surfte ik alleen maar in bikini. Voor ons huis in Mancora (Noord-Peru) liep een prachtige linkse pointbreak, waar mijn broertje en ik bijna dagelijks op surften. Op Scheveningen liggen we gewoon dik bepakt te wachten op heuphoge rommelgolven. In het begin vond ik dat surfen in Nederlands drie keer niks. Maar de grap is, je went eraan. Nu kan ik van een mooie surfsessie op Scheveningen intens genieten.”

Bij haar aankomst in Nederland werd Dominga Valdès meteen in het diepe gegooid. Ze deed mee aan de Nederlandse Kampioenschappen, die in april op het strand van Scheveningen werden gehouden. ,,Ik wist niet wat ik zag, joh. Er blies een harde zuidwesterstorm over het strand. Zo’n harde wind, waarbij je je board bijna weg waait. Daar stond ik dan als Chileens meisje, met al mijn ervaring in de warme golven van Peru. Martine (Geijsels) heeft toen een surfpak voor me geregeld. Met al dat rubber aan heb ik er in die wedstrijd weinig van gebakken.”

Dominga Valdès is inmiddels al niet meer weg te denken uit de Nederlandse surfscène. De fanatieke surfster werd al een paar keer Nederlands kampioen en ze won laatst ook de eerste stop van de NK Surftour in het Franse Saint-Girons.  Ze heeft haar weg in de Noordzee aardig gevonden. En toch liggen haar wortels ergens anders: als klein meisje leerde ze surfen op de grote golven van Chili en Peru.

NOMADEN

,,Mijn ouders leefden vroeger een beetje zoals nomaden. We zijn met het gezin redelijk vaak verhuisd. Ik ben geboren op Ibiza; ik heb tot mijn twaalfde in Nederland gewoond (met een jaartje Bali ertussendoor); en daarna ben ik met mijn moeder en broertje naar Chili gegaan, waar mijn vader al woonde,” vertelt ze achteloos. ,,Als fervent natuurliefhebber wilde hij namelijk niet in Nederland wonen.”

Valdès, haar Chileense vader én fanatiek zeiler, nam zijn vrouw en kinderen mee op een tocht met zijn zeilboot langs de kust van Chili tot aan het noorden van Peru. Dominga had in de kajuit haar eigen kleine slaapkamer, maar verder het gezin vooral buiten. ,,Zo’n reis met een zeilboot klinkt heel cool. We hebben echt gave beesten gezien zoals walvissen, dolfijnen en zelfs haaien. Maar zeilen op de Pacific Ocean (die helemaal niet zo ‘pacific’ is!) kan ook heel heftig zijn. Als het stormde, dan voeren we echt tussen bergen van golven. Mijn moeder klipte ons vast aan de boot, zodat ze zeker wist dat we niet over boord werden geslingerd. Nee hoor, ik vond dat zeilen lang niet altijd leuk,” bekent ze. ,,Na drie weken zeilen op zee was ik altijd blij als ik weer land zag. Dan had ik weer vaste grond onder mijn voeten en dan kon ik even los van mijn ouders en broertje rond springen.”

De familie Valdès heeft één tot twee jaar langs de kust van Chili en Peru gevaren. Dominga weet niet eens meer hoe lang, zo lang is het al geleden. ,,Dat zeilen, dat was een passie van mijn vader. Hij vindt boten helemaal geweldig. Op het moment dat hij zijn zalmkwekerij in Chili kon verkopen, kocht hij gelijk een zeilboot. Toch konden we na een tijdje niet met verder zeilen. Toen wij een keer zomers bij mijn oma in Spanje zaten, zijn al onze spullen met ook alle zeilinstrumenten gejat. Mijn vader was er behoorlijk kapot van,” vertelt de surfster. ,,Maar daarna is het pas echt mis gegaan. Toen ze de boot uit het water probeerde te halen om hem op te knappen, hebben ze hem op een zandbank gereden. Het schip kapseisde, waardoor de kajuit vol water liep en bijna alles van binnen werd vernietigd.”

Bij het wegvallen van de boot was ook het ‘huis’ van de familie Valdès weg. Om Dominga en haar broertje toch een onderkomen te bieden, hebben haar ouders in het dichtstbijzijnde dorpje Mancora gauw een huisje gehuurd. Toen bleek dat de kinderen daar ook naar school konden, zijn de Valdèsjes daar gebleven.

GROTE BAKKEN IN CHILI EN PERU

,,Ik heb op mijn twaalfde in een klein Chileens dorpje, Iquique, leren surfen. Mijn broertje en ik waren ‘s ochtends tijdens ons huiswerk de minuten aan het aftellen, omdat weer zo gauw mogelijk naar de surfschool wilden. Het is best grappig; want ik surfte als klein meisje echt grote bakken. Ik was vroeger totaal niet bang, terwijl ik grote golven nu niet zo relaxt vind. Maar ook in Mancora konden we ons ei kwijt. Het is echt één van meest bekende surfspots in Peru, waar vele backpackers en ook mensen uit Lima naar toe trekken. Voor ons huis lag een linkse pointbreak, waarop mijn broertje en ik helemaal los gingen.”

Als je elke dag op zo’n linkse pointbreak mag oefenen, dan ga je snel vooruit. De kleine Dominga had het surfen gauw onder de knie. Ze won in Zuid-Amerika bij de jeugd veel wedstrijden en ze mocht op haar veertiende meedoen aan de wereldjeugdkampioenschappen in Huntington Beach, Californië. ,,Die wedstrijden waren geweldig. Ik leerde in twee weken tijd zoveel mensen uit andere landen kennen. Als ik nu ga reizen, dan ken ik overal mensen. De top van de jeugd was daar aanwezig. Topsurfers zoals Jeremy Flores en Stephanie Gilmore deden ook mee.’’

STUDEREN IN NEDERLAND

Inmiddels woont Valdès voor haar studie alweer vijf jaar in Den Haag. ,, Studeren in Peru is niet zo eenvoudig. De universiteiten zijn daar duur en hebben bovendien slechte faciliteiten. Ik zou dan naar Lima moeten verhuizen. Maar daar is het niet zo veilig.’’ Ze gaat liever in Nederland naar school.

Maar of ze altijd in Nederland wil blijven wonen, dat weet ze niet. Net zoals haar ouders houdt Dominga erg van reizen. ,,Ik vind het altijd leuk om nieuwe plekken te ontdekken. Als ik te lang op één plek zit, dan word ik onrustig. Dan wil ik weer weg.”

En hoe voelt ze zich dan, Nederlands, Chileens of Peruaans? Heeft de surfster wel een gevoel van thuis of identiteit? ,,Ik blijf een beetje een nomade. Ik voel me niet Nederlands, Peruaans of Chileens; ik ben een wereldburger. Als ik met mijn familie ben, dan denk en praat ik in het Spaans. Met mijn vriendje praat ik Nederlands en mijn opleiding is in het Engels. Mensen willen mij vaak in een hokje stoppen, maar dat kan niet. Ik kom overal vandaan.”

Aan sommige Nederlandse gewoontes moest ze wel wennen. Zo hebben de Nederlanders volgens haar altijd een volle agenda. ,,In het begin vond ik dat echt zo raar! In Mancora ga je gewoon even bij iemand langs, maar hier kunnen mensen pas over drie weken. Ook dat eten om stipt zes uur begreep ik aanvankelijk niet. Wij aten in Peru pas rond een uur of tien.”

SURFAMBITIES

De echte top van het surfen, die haalt Dominga Valdès niet meer. Een internationale carrière zoals haar Peruaanse vriendin en wereldkampioene Sofia Mulanovich zit er voor haar niet in. ,,Daarvoor ben ik te laat met surfen begonnen. Als je op je twaalfde met surfen begint, dan loop je gelijk een paar jaar achter. Om zo goed te worden zoals Sofia, moet je echt van goede huize komen. Dan moet je net zoals zij vanaf jongs af aan de hele wereld rond reizen en verschillende soorten golven rijden. Alleen als je leert omgaan met verschillende soorten beach, point en reefbreaks; dan heb je een kans om dat niveau te bereiken.”

Maar echt grote golven surfen, dat durft ze nog niet. ,,Ik weet niet waarom, maar ik ben bij grote bakken van drie meter plus echt een schijtluis. Als het een pointbreak dan durf ik wel, maar bij zo’n pittige Franse beach break, dan vind ik de golven soms te krachtig. Ik moet er niet aan denken dat zo’n muur van water op me valt,” zegt ze eerlijk. ,,En toch is het gek, want als klein meisje in chili surfte ik de grootste golven. Ik werd door de jongens meegenomen naar de ‘big spots’ en daar denderde ik gewoon vanaf. Volgens mij ga je als je ouder wordt soms teveel nadenken.”

En toch surft Dominga Valdès beter dan de meeste meiden uit Nederland. Door haar jarenlange ervaring op de linkse pointbreaks in Peru is ze ijzersterk op haar backhand. En zenuwachtig voor wedstrijden dat is ze niet. ,,Voor de wedstrijd heb ik geen last van zenuwen. Maar als ik tijdens de heat geen golven kan vinden, dan begint het wel te kriebelen. Ik kan namelijk niet tegen mijn verlies. Ik win dan ook liever mijn wedstrijden,’’ zegt ze lachend.’’

Dit verhaal werd in 2012 gepubliceerd in de Six. Het is geschreven door Natasha Smit, journaliste én de organisatrice van Tasha’s Surfcamp. Foto credits: O’Neill

 

Anouk knalt op de golven van Lanzarote en Brazilië

Zo’n drieënhalf jaar lang woonde Anouk Stofmeel (38) in prachtige surfoorden als Lanzarote, Costa Rica en Brazilië. Ze raakte verslaafd aan het zoute water en verslond de ene na de andere mooie golf. Inmiddels woont ze alweer een tijdje in Nederland en zet haar passie voor het surfen voort in Scheveningen.

Je hebt op Lanzarote leren surfen. Hoe was dat?

Ik woonde in het surfdorpje Famara, waar je zo’n 360 dagen per jaar kunt surfen. In die twee jaar dat ik er woonde is het op die breakbreak maar tien dagen echt flat geweest.  Het kan er  wel flink spoken, zeker in januari en februari als de dikke swells binnen rollen. Dan zie je ook waarom Lanzarote ook wel het Hawaï van Europa genoemd wordt. Het is erg tof om die goede surfers los te zien gaan op die hardcore, kamikaze golven, die over het rif heen knallen. In de maanden oktober/november is het’t beste vertoeven op Lanzarote. Het is dan warm, er is weinig wind, en er rollen veel fijne swells binnen.

Je bent pas op je 24e begonnen met surfen. Is dat niet te laat?

Ik zou willen dat ik met een board onder m’n arm was geboren, maar helaas werd ik in 2001 in het plaatsje Montañita in Ecuador pas echt gegrepen door het surfvirus. Een paar maanden erna was ik een weekje op Fuerteventura en nog een paar maanden daarna zat ik een week op Lanzarote. Ik raakte aan de praat met Tim Jones (eigenaar van Surfschoolanzarote.com) en vroeg hem of ik niet te oud was om met surfen te beginnen.. Of het realistisch was dat ik op mijn 25ste nog écht wilde leren shortboarden. Hij keek me aan en zei dat dat wel kon, maar dat ik dan wel de komende jaren elke dag het water in moest. Een maand of zeven later verhuisde ik naar Famara en reisde zo’n drieënhalf jaar lang de kust van Lanzarote, Brazilië en Cornwall af.

Je moet het surfen wel bijhouden. Omdat ik de laatste paar jaar wat minder in het water heb gelegen, surf ik nu minder consistent als toen. Ik blijf echter even stoked en nu iin Scheveningen weer meer in het water lig, komt de vorm vanzelf weer terug.

Onlangs ben je van Amsterdam naar Scheveningen verhuisd. Waarom heb je dat gedaan en bevalt dat?

Ik houd van Amsterdam. Mijn familie, vrienden en bedrijf heb ik daar. Maar ik merkte dat ik eigenlijk maar weinig van de ‘features’ van Amsterdam gebruik maakte. Ik snakte steeds meer naar de rust en ruimte aan zee. De surfverslaving vlamde weer op en toen ik de kans zag om mijn huis in Amsterdam te verkopen, verhuisde ik gauw naar Scheveningen. Nu woon ik weer op 400 meter van de zee vandaan en ik vind het heerlijk.

Wat wil jij nog leren in het surfen? 

Ik wil de komende tijd weer terug  naar  het niveau dat ik had toen ik net terug kwam uit het buitenland. Dat betekent gewoon heel veel het water in. Surfen is echt ‘a mental thing’. Ik kan mezelf vreselijk in de weg zitten als het niet gaat zoals ik wil. En als ik daar teveel over nadenk, gaat het ook minder lekker. Dat is niet nodig eigenlijk. Loslaten en gewoon genieten dus. Het mantra “Think it, Feel it, Do it” van de vader van David Rastovich uit de Blue Horizon film is voor mij dan ook heel treffend!

(https://www.youtube.com/watch?v=tybu0PA6t2I)

Wat is jouw favoriete manouevre?

Het allerlekkerste gevoel krijg ik op een front-side wave, een lefthander voor mij. Van de bottom-turn strak carvend naar de top, even een floater en weer naar beneden. Niet eens zo ingewikkeld en radicaal, maar wel een heel lekker flowy gevoel. Overigens vind ik waanzinnig om in bikini een duck-dive te maken. Als je lange haren door de golf waar je onderdoor duikt, glad over je rug worden gestreken. Een aai over je rug van de zee!

Wat is de gaafste plek waar je ooit gesurft hebt?

Dat is nog altijd Praia do Rosa in Brasil. Dat is een prachtige spot in een adembenemende setting. Daar lig je in bikini in het water tussen de Brazilianen en de Argentijnen. Easy paddle out, langs de rotsen helemaal op rechts. We hadden daar toen een paar dagen echt grote, sterke golven. Heel gemakkelijk te pakken; ze bleven lang open staan. Ah, als ik eraan denk, dan ben ik weer vol van ‘saudades’ (heimwee).

Waar draait het bij jou om bij een surftrip?

Eigenlijk is het heel simpel. Surfen, eten, slapen. En dat herhaalt zich. Meer heb ik niet nodig. Dat houd ik zo wel een paar maanden vol. In Costa Rica, in Santa Teresa heb ik 2 keer 5 weken lang alles op loopafstand gesurft. Met een korte wandeling op de blote voetjes steek je door de jungle, en hop het water in. Even geen gedoe met rondrijden. Maar roadtrippen is ook vet. Boardjes op het dak, rond cruisen van spot naar spot en dan het water in waar het op dat moment het lekkerst rolt.

De Surf-Bus in Rio de Janeiro (http://www.surfbus.com.br) is trouwens ook heel vet. Opstappen voor mijn huis in de wijk Botafogo en dan langs alle spots langs de kust van Rio. Achterin de bus waren boardracks gemaakt, voorin draaide altijd een oude surffilm, en dan tussen de ‘surfistas’ en-route naar de dikste surf. Uitstappen waar je wilt. De eindhalte was meestal ‘t best; bij Prainha.  Idyllisch, een hele krachtige golf, en toch nog gewoon in Rio stad!

Heb je nog een droomplek? Waar je graag heen zou willen?

Ik ben dol op Zuid-Amerika en zou nog heel graag rondtrekken langs de kust in Nicaragua. Met de auto/bus over land of met een boot over zee. Deze plek is nog niet zo toeristisch met uitgestorven spots en slechts een handjevol hostels/pousada’s. Het lijkt me heerlijk om daar de koude en donkere maanden te overbruggen.

Roadtrippen in Portugal

Ericeira Harbour

 

Met een auto onder je billen de kust van Portugal afrijden. Om even uit mijn drukke leven in Scheveningen te ontsnappen; er is niets mooier dan dat. In die kleine baaien met indrukwekkende rotsen en kliffen, met die verse vis en grote caipirinha’s voel ik me vrij. Daar kom ik tot rust en geniet ik van al het moois dat de kust rondom Lissabon te bieden heeft.

Voor de woeste golven, de prachtige natuur en de leuke mensen ging ik vorig jaar alweer voor de derde keer dit jaar naar Portugal. De verse vis, de Latijnse muziek en de zonnige stranden; ik kon er geen genoeg van krijgen. Met het populaire vissersdorp Ericeira als uitvalbasis maakte ik samen met mijn vrienden een ‘roadtrip’ langs de Portugese kust. Van de deftige villa’s in Cascais tot de smalle steegjes van Afalma (een volkswijk in Lissabon); van de statige kastelen in Sintra tot het wilde strand van Guincho; en van de leuke boten in de haven van Ericeira tot de lelijke flats in Peniche. Op zoek naar de mooie golven om op te surfen en het echte Portugese leven gingen wij overal langs.

Portugal is leuker dan Frankrijk

Waarom zou je naar Portugal gaan als je ook naar Frankrijk kan, denken veel mensen. Frankrijk is lekker dichtbij; daar kun je met de auto in een dag heen rijden en ze hebben er van dat knapperige stokbrood met kaas. Nee, mis. Portugal is tien keer leuker dan Frankrijk. De mensen zijn er open en kijken niet zo chagrijnig als hun Franse collega’s. Door de zuidelijke ligging is het er lekker warm, de zon schijnt veel en toch is het in de omgeving van Lissabon erg groen. De grasvlaktes wisselen ze zich af met prachtige rotspartijen en indrukwekkende kliffen. De natuur is er prachtig. En als je daar op een terras neerploft en een drankje wil bestellen, dan betaal je je niet blauw. Sterker nog, op sommige plekken is het spotgoedkoop. In de kleinere dorpen kost een bakkie koffie slechts zeventig eurocent en een kop thee een euro. Dat hoef je bij zo’n deftige Franse ober niet te proberen.


 Op zoek naar Ericeira

Na een zware nacht in Lissabon (met een Portugese vriend Antonio Oliveira was ik om één uur ’s nachts nog naar de film geweest) wilde ik de volgende ochtend niets liever dan surfen. Mijn drang naar het zoute water was zo enorm, dat ik mijn kater negeerde, mijn vrienden de autosleutels ontfutselde en in de auto stapte. Op naar Praia Grande, het enorme strand, dat vlakbij de schilderachtige plaats Sintra gelegen was. Die enorme kastelen van Sintra zou ik later wel bekijken, ik wilde nu eerst een duik in zee. Bij Praia Grande was de zee echter niet mooi. De hoge golven sloegen recht op de kust, het water was wild en hier wilde ik er niet in. Ericeira, zei een lokale surfer, daar moet je heen.

Zonder een kaart en zonder een tomtom (jaja, dat is mogelijk) was het echter wel een avontuur om die bekende badplaats te vinden. Rijd eerst naar Azenhas do Mar, dan naar São João das Lampas en dan kom je via Carvoeira in Ericeira zo werd mij door een oud opaatje uitgelegd. Bij de eerste bocht reed ik natuurlijk verkeerd, maar uiteindelijk kwam ik na nog drie keer vragen en een hoop omwegen wel in Ericeira (dat zo’n 45 minuten rijden van Lissabon vandaag ligt) terecht. En dat ik dan een paar keer om was gereden, dat maakte me verder niet zoveel uit. De weg er naar toe, met al die kleine dorpen en groene vlaktes, was prachtig. En mijn eindbestemming al helemaal.


De baai Ribeira d’Ilhas

Een baai, een zandstrand omgeven door reusachtige, imponerende kliffen, waar de hoge golven tegen aan knallen. Mijn favoriet plek in Ericeira is Ribeira d’Ilhas. Natuurlijk, de golven zijn er mooi en je kunt er goed surfen. Maar dat is niet het belangrijkste. De puurheid van de natuur, de geweld van het water en het prachtige uitzicht. Dat maakt deze baai zo bijzonder. De rivier die er door heen stroomt, de hoge kliffen en het witte zandstrand, waar je als je via een wenteltrap omhoog klautert, op uitkijkt. Dat maakt het een fantastische plek om te zonnen, om van de natuur te genieten en natuurlijk om te surfen.

,,Voor mijn sportcarrière ben ik de hele wereld over gereisd,’’ vertelt de goedlachse eigenaresse van het Chill In Ericeira Surfhouse. ,,Hawaï, Zuid-Afrika, Tahiti. Overal ben ik geweest. Maar voor mij is er niets zo mooi als Ericeira. Al sinds mijn geboorte kwam ik hier vier maanden per jaar om te logeren bij mijn oma, die hier een huis had. Ik ben verliefd op dit kleine vissersdorp, waar de mensen nog simpel en eerlijk zijn. Hier kun je een vredig leven leiden zonder de drukte en al het verkeer van de grote stad. Het weer is er goed, de natuur is geweldig en als ik dan toch behoefte heb om naar een theater of bioscoop te gaan, dan pak ik mijn auto en dan ben ik binnen 45 minuten in Lissabon.’’ Ze is dol op het goede eten van de kleine visrestaurants en ze geniet van de warme lokale gemeenschap.

Maar laten we eerlijk zijn Joana Rocha, een grote Portugese surfster, is maar voor één ding echt naar Ericeira verhuisd en dat zijn de golven. Met de grote baaien, het kleine zandstrand en enorm veel rotsen is het dorp een grote speelplaats voor de golfsurfers. Het is niet voor niets uitgeroepen tot een ‘nationaal surfreservaat’, dat behouden moet worden. Rocha en haar maten halen de grootste capriolen uit op de woeste golven en vermaken zich er prima.


Peniche

Een uur rijden van Ericeira ligt nog zo’n schattig, maar soms ook grimmig dorp, genaamd Peniche. Het heeft een leuke haven, dat gebouwd is op een schiereiland. Je kunt er heerlijk verdwalen in die kleine straten, maar je moet er ook oppassen, want niet elke buurt is even veilig. ,,Ik houd niet zo van Peniche,’’ zegt Jorge Dias, eigenaar van het Ericeira Sea Sound Guesthouse. ,,De mensen zijn er minder aardig dan bij ons. En je moet er op je spullen letten, want er zijn daar al aardig wat auto’s open gebroken.’’

Toch blijft Peniche een populaire vakantiebestemming onder Nederlanders en Engelsen, die in de baai van Baleal hun surflessen volgen en van de zon genieten. Baleal heeft een prachtig zandstrand, waar de golven rustig naar binnen rollen. Het is ideaal om te leren surfen en als je aan het einde van de middag moe en voldaan het water uitstapt, dan kun je nog even lekker nagenieten in de lokale strandbarretjes. Het eten en drinken kost er niets en ze hebben er nog gratis internet ook. Op de parkeerplaats achter het strand staat het vol met volkswagenbusjes en andere campers van toeristen, die daar hun kamp op hebben geslagen. Er heerst nog een echte hippiecultuur, die je in de rest van Europa (mede door de strenge regels) bijna niet meer kunt vinden.


Lissabon

Lissabon, de hoofdstad van Portugal, gebouwd op de oevers van de Taag, een grote rivier die dwars door het centrum van de stad heen kronkelt. Je kunt en wilt er niet om heen. Antonio Oliveira, een arts van het lokale ziekenhuis, liet mij de pracht en praal van deze stad zien. Als een echte gids loodste hij mij door de kleine straten van Afalma, de volkswijk, heen en liet mij de beste plekjes van de stad zien. Over de befaamde trambaan (met een oude historische tram) klommen wij langs een oude kathedraal (de bekendste en oudste van Lissabon) omhoog en kregen het ene na het andere prachtige uitzicht te zien. We dronken sangria op een terras met een geweldig uitzicht op de Taag, de Ponte (brug) 25 de Abril en het grote beeld van Christus Rei.

Het leek alsof ik vanaf dat punt de hele stad had gezien, maar dat was niet zo. Want na een half uur lang ploeteren omhoog kregen we een nog beter beeld van de ‘skyline’ van Lissabon te zien. ,,Kijk, in dat ziekenhuis werk ik,’’ vertelde Antonio, terwijl we met de ondergaande zon over de stad heen keken. ,,Daar aan de overkant van de rivier vind je Caparica, het zuidelijke gedeelte van de stad. En daar ligt Praça de Comércio, het grote plein aan de Taag, waar vroeger (voordat Portugal in 1910 een republiek werd, red) de koning woonde.’’

Terwijl hij van alles over de stad vertelde, verdween ik bijna in de grote bruine ogen van deze knappe Portugees, die ook nog dokter was. Zou ik dan toch naar Portugal verhuizen? Toen we even later op de hoogste (vijfentwintigste) etage van het Sheratonhotel stonden (tip!) en echt over de hele stad heen konden kijken, wist ik het zeker. Lissabon is mooier dan Parijs en leuker dan Londen. In deze stad, met al die oude wijken, met die grote rivier en de oceaan op een steenworp afstand, zou ik oud willen worden.